Christelijke ontspannenheid in coronatijd is broodnodig
Het coronavirus is – hoewel bepaald niet onschuldig – qua ernst onvergelijkbaar met bijvoorbeeld de pest. Dit betreft het aantal overlijdens, en dus ook het risico op overlijden: niet iedereen loopt risico, maar alleen mensen van 70 jaar en ouder, of mensen met bepaalde aandoeningen. De filosofen Ad Verbrugge en Marli Huijer merkten treffend op dat het virus eind 19e eeuw niet eens opgemerkt zou worden.
Het rondgaan van het virus heeft niettemin geleid tot het nemen van zeer verstrekkende maatregelen, die zich niet tot de risicogroepen beperken. Opleidingsinstellingen zijn gesloten, mensen mogen elkaar niet aanraken, er wordt veel informatie over mensen verzameld, het Nederlandse begrotingstekort zal dit jaar een enorme hoogte bereiken, en er staat ons vermoedelijk een langdurige en ingrijpende economische crisis te wachten.
Als ik het goed zie heeft deze reactie iets destructiefs. De crisis bestaat wellicht meer uit wat wij doen naar aanleiding van het rondwaren van het virus, dan uit het virus zelf. Zo lopen kinderen leerachterstanden op, hebben veel jongeren te maken met eenzaamheid, en nemen stress en depressie toe, zeker ook bij een deel van de mensen die al ernstige psychische klachten hebben. De financiële gevolgen vallen voor veel huishoudens nog mee, maar het is de vraag of dat zo blijft. Het is moeilijk voorstelbaar dat de overheid, zoals ze nu doet, lange tijd grote delen van de economie kan blijven overnemen. Ook op de langere termijn zullen de gevolgen waarschijnlijk ingrijpend zijn. De financiële tekorten moeten immers opgevangen worden. Bovendien kunnen de verstrekkende maatregelen ondermijnend zijn voor de sociale cohesie. Om het ingrijpende van de maatregelen te verantwoorden dient immers uitgestraald te worden dat het heel gevaarlijk is, en leren we als het ware de ander te zien als een dreigend coronavirus. Dat is bepaald niet bevorderlijk voor de onderlinge ontmoeting.
De vraag dringt zich dan ook op waarom de maatregelen die worden genomen zo ingrijpend zijn, en ook nog eens breed worden aanvaard. Het valt volgens mij niet los te zien van de enorme waardering voor het menselijk leven, of beter, van de angst om de controle over dat leven te verliezen. Het boeiende is dat deze angst wordt gefaciliteerd en versterkt door de moderne wereld, waarin we veel risico’s – mede door een uitgebreid zorgsysteem, dat voor iedereen toegankelijk is – vergaand hebben kunnen reduceren. Onze bereidheid risico’s te aanvaarden, en onze verwachtingen van goede zorg, zijn daardoor gestegeven. Het heeft als gevolg dat de weinige risico’s die zich nu toch nog voordoen, met man en macht worden ingedamd.
De mens is, om met de woorden van Ilja Pfeijffer (de Standaard van 14 april) te spreken, een kwetsbaar mechaniekje geworden, dat is gereduceerd tot zijn biologie. Het volle leven wordt opgeofferd om het vege lijf te redden, want het vege lijf is het enige dat de mens nog kenmerkt.
Dat brengt me bij het leven van een christen. Een christen is, als het goed is, minder angstig voor controleverlies. Hij weet immers dat God het leven bestuurt, wat hem een onuitsprekelijke troost biedt (Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 13). Een christen voelt zich betrokken op de wereld, en handelt daarnaar, maar kan – juist omdat hij weet dat God het leven leidt – al het aardse gewoel tegelijk ook met een zekere ontspannenheid beschouwen.
Het is de vraag of we dat ook werkelijk doen. Zijn we in onze angst voor het coronavirus hetzelfde als de seculiere medemens, of onderscheiden we ons? Er is gelukkig moedgevend nieuws. Zo berichtte het RD van zaterdag 30 mei dat reformatorische zorgverleners te hulp schoten omdat, vanwege het coronagevaar, wijkverplegingsorganisaties geen zorg wilden verlenen. En anderen zouden opgemerkt hebben dat christelijke zorgmedewerkers een zekere rust en kalmte uitstraalden.
Maar in de wijze waarop we omgaan met kerkgang in deze crisistijd lijkt de heilige ontspanning ver weg. Gemeenteleden zijn al maanden niet in de kerk geweest. Dit komt mede omdat veel kerken zelfs de ruimte om 30 personen toe te laten niet hebben benut – ook kerken in gebieden waar het virus niet sterk heeft toegeslagen. Er zijn ook verschillende gemeenten waar ook nu nog geen leden toegelaten worden. Het is maar goed dat vervolgde christenen niet op deze manier met risico’s zijn omgegaan en omgaan. Het had de ontwikkeling van de kerk ernstige schade toegebracht.
Laten we nu dan ook pleiten voor ruimte voor de kerkdiensten, en volop gebruikmaken van de mogelijkheden die worden geboden. Natuurlijk met verstandige maatregelen, want we brengen elkaar niet moedwillig in gevaar. Maar ook in de blijde en ontspannen wetenschap dat God het leven leidt.
Wilfred Boele is diaken in de Augustijnenkerk (PKN) te Dordrecht.
Praatmee