Het vuur verteerde Nadab en Abihu: wat heeft dit tot christenen te zeggen?
Als Jezus onderdak wordt geweigerd door wat Samaritanen, dan weten Jakobus en Johannes wel wat er zou moeten gebeuren: vuur! Vuur uit de hemel! De broers hadden net op de berg van verheerlijking Mozes gezien en ze wisten dus dat dit een bijbels gebed was. Nadab en Abihu, Mozes’ neven, werden immers ook verteerd door vuur uit het heiligdom.
Maar Jezus draaide zich om. Want dit was belangrijk. Ook hiervoor was Hij gekomen. Niet alleen om de wil van de Vader te doen, maar ook om de Vader bekend te maken. En Jezus, Gods evenbeeld, Hij wijst Jakobus en Johannes streng terecht.
Deze strenge terechtwijzing laat Jakobus en Johannes verward achter. En wij voelen met hen mee. Want zendt God dan geen vuur uit de hemel? En Nadab en Abihu dan?
Nadab en Abihu waren zonen van Aäron en ook priester. De tabernakel, de priesterorde: het wordt ingesteld door God zodat enerzijds Hij bij hen kan zijn en anderzijds de mens met Hem kan omgaan en toch blijven leven. Zoals we met ons oog niet te lang in de zon moeten kijken, zo is het immers ook met de glorie en de heerlijkheid van God; de priesterdienst en de tabernakel beschermen ons ervoor. Hoofdstukken lang wordt in Leviticus uitgelegd hoe de veiligheidsprocedures werken. En dan vindt in hoofdstuk 9 eindelijk de inwijding van de tabernakel plaats. En als dan vuur vanuit het heiligdom de offergave verbrandt, juicht het volk. Want wat is het geweldig dat God bij hen is.
Vlak daarna, in Leviticus 10, gaat het echter mis bij Nadab en Abihu. Ze komen met verkeerd vuur voor de Heer, waarop ze worden getroffen door vuur vanuit het heiligdom dat hen verteert. In de Bijbel worden een paar zaken genoemd die ons helpen om te bevatten wat voor tragedie hier eigenlijk plaatsvindt.
Allereerst het verkeerde vuur. Het goede vuur, dat kwam van het brandofferaltaar. Daarop brandde een altijddurende vlam, een heenwijzing naar het wezen van God: Zijn overvloed, van waaruit Hij ons allen overstelpt met goedheid. Zijn licht ook, waarmee Hij altijd onze duisternis verjaagt. In plaats van vuur vanaf dat altaar, kwamen Nadab en Abihu met verkeerd vuur; hun eigen vuur. Vuur beheersen wijst op zelfvoorziening, heerschappij en controle. Denk aan vuurspuwers. Zij zijn het die het magische beheersen en onze bewondering opwekken.
Maar dat niet alleen. Waarschijnlijk hadden Nadab en Abihu alcohol gedronken (Lev. 10:8). Niet uit lamlendigheid, maar om de geestelijke beleving te stimuleren. Om op een ander bewustzijnsniveau te komen. Open te staan voor geestelijke ervaringen, visioenen, verschijningen, trances, woorden.
En dan ten slotte zijn ze te dicht bij de Heer gekomen (Lev. 16:1): waarschijnlijk zijn ze het heilige der heiligen binnengelopen. Misschien hebben ze zelfs wel de Ark aangeraakt. De Ark stond echter niet in het heilige der heiligen omdat God gesteld was op afzondering; de hele priesterdienst was juist ingesteld omdat Hij bij de mensen wilde zijn! De Ark stond in het heilige der heiligen uit bescherming. Bescherming van de mensen. Zodat ze zich wel konden koesteren en warmen aan de stralen van de zon, maar niet tegen de zon in zouden kijken.
Nadab en Abihu waren priesters van de Allerhoogste: uitverkoren om de gunst en genade en kracht van God door te geven aan de mensen. Maar wat hier in Leviticus 10 gebeurt is dat ze deze stroom van goedheid en kracht niet willen doorgeven, maar willen beheersen, willen bespelen, willen opwekken en kanaliseren, net als later Simon de Tovenaar. Met het beheersen wordt er echter als het ware een elektrische weerstand ingebouwd, waardoor de elektrische spanning, het voltageverschil, razendsnel oploopt, totdat de energie waarmee de Ark geladen is in één klap ontlaadt en Nadab en Abihu sterven. Het vuur was geen wilsbesluit van God. Het vuur was een tragisch gevolg van het spanningsverschil tussen de Ark en twee ijverige priesters.
Je ziet dat ook Mozes ervan schrikt. Hij stelt meteen extra veiligheidsmaatregelen in rondom de Ark en het heiligdom. Mozes interpreteert dit tragische ongeval als een teken van Gods heiligheid, hij denkt: God straft meteen. En ineens maakte de heiligheid van God juist dat mensen afstand hielden in plaats van dat ze bij Hem wilden zijn. Dat is het tragische van deze hele geschiedenis: de tempeldienst strandt hier, nog voordat het echt was begonnen. De slang heeft de mens bang gemaakt voor God en wat God ook doet of zegt, het wordt zo geïnterpreteerd dat we bang blijven van God. De Vader wil omarmen, maar wie wil er omarmd worden door iemand voor wie je bang bent?
Als Jezus later met de Emmaüsgangers onderweg is opent Hij de schriften voor hen en vertelt Hij hoe die op Hem wijzen. Ook Leviticus 10 kwam ongetwijfeld langs. En daarin moeten we dan toch de interpretatie van Mozes, dat God direct straft met vuur, corrigeren. Die vrijheid hebben wij als christenen, want ook van Mozes zegt Petrus dat hij verlangde te weten wat wij weten (1 Pet 1:10, Mat 13:17). Want wij immers hebben de glorie van God gezien, aan het kruis. Daarom weten we dat Hij ernaar verlangt nabij te zijn en zelf de straf draagt.
Hoe wijst Leviticus 10 op Jezus? We zien hier dat Jezus heeft gedaan wat wij niet konden en eigenhandig de tempeldienst heeft vervuld. Hij is als hogepriester voor ons tot God gekomen. Hij heeft tegen de zon in gekeken en is er niet aan onderdoor gegaan. Hij heeft de goedheid en de genade en de kracht van God niet tegengehouden of geprobeerd te beheersen. Nee, Hij heeft het doorgegeven in alle overvloed.
Johannes en Jakobus worden streng terechtgewezen. Misschien is het wel dat Jezus zo heftig reageerde, omdat het ook Zijn eigen aanvechting was. Omdat de slang ook in zijn gedachten fluisterde: zou dat niet de allersnelste manier zijn? Gewoon wat vuur uit de hemel en alle zondaars verteren? Goddank heeft Jezus weerstand geboden aan die verleiding. Goddank is Hij de weg van de liefde gegaan.
Bovenstaand is één van de weekthema’s uit het dagboek ‘Sta sterk met God’, van Jan Willem van Dijk. Klik hier om het boek te bestellen.
Praatmee